Met de eerste winter Ross’ Meeuw die Jan Goedbloed op 24 januari 2018 in de Vlissingse Binnenhaven ontdekte deed hij niet alleen zichzelf maar ook drommen collega’s veel plezier. En voorts Dutch Birding! Want die club heeft de Ross’ als logo en herdacht in 2018 het veertigjarig bestaan. Konden de Dutch Birders zich een beter jubileumcadeau wensen? En dan bovendien een jong exemplaar, met wat goede wil een symbool dat de DBA nog een lang bestaan voor de boeg heeft.

Al lang eerder had ik de 27e januari geblokkeerd voor de Sovon Arnhemse ganzen- en zwanendag, een happening die ik graag bijwoon en vind dat ik deze niet kan en mag missen. Maar de Vlissingse Ross’ had mijn gemoed al danig overhoop gehaald. Toen hij dan ook in de loop van die zaterdagochtend opnieuw werd gemeld, viel de keuze op Vlissingen in plaats van Arnhem. De Ross’ Meeuw zette vogelend Nederland toen al vier dagen op stelten en dan neemt de kans toe dat die hoogarctische zwerver spoedig het zeegat uit gaat. Naar ik later hoorde had dat weekeinde menig twitcher voor de keuze òf Vlissingen met de Ross’ òf Scheemda met zijn Zwartkeellijster gestaan. Ja, zelfs gaat een verhaal rond over lieden die beide megasoorten in één dag ‘deden’, een stout stukje want langere afstand is binnen de landsgrenzen nauwelijks af te leggen. Zo’n marathon is leuk voor benzinemaatschappijen en ook voor de onverzadigbare begrotingspost ‘verkeersboetes’ van het Departement van Financiën.

Toen ik, met een licht schuldgevoel, eenmaal voor Vlissingen had gekozen belde ik dorpsgenoot Wilson Westdijk of hij zin had mee te gaan. Wilson is een jong aanstormend ornithologisch talent en ging grif op de uitnodiging in, waarvoor hij studieplichten subiet opzij zette.

Vijf kwartier later stonden we op de kade van de Vlissingse Binnenhaven oog in oog met de Ross’ Meeuw, een vogel die zeer de afgelopen dagen zeer waarschijnlijk voor het eerst had kennisgemaakt met het schepsel ‘mens’. Tot genoegen van de aanwezige ‘gewone’ meeuwen ging er brood het water in teneinde de Ross’ in te prenten dat hij in een voedselparadijs was beland, een oord waarin het voor hem zo goed toeven zou zijn is dat hij er hopelijk altijd wilde blijven. ‘Ze gooien witbrood in plaats van bruinbrood’ hoorde ik iemand smalend zeggen in de forse groep samengedromde vogelaars. Zo’n voedselwelkom, maar dan visafval, viel bijna dertig jaar eerder de Ivoormeeuw van Stellendam eveneens ten deel. Met enige voldoening zag ik de Ross’ zich niet van de ongetwijfeld smakelijke broodproducten van het Vlissingse bakkersgilde tegoed doen.

Vogelaars bij de Ross’ Meeuw, Vlissingen. Foto: Rob Sponselee.

De vele aanwezige vogelaars annex vogelfotografen kwamen onbekommerd voor hun emoties uit. Jan Goedbloed deed nog eens bewogen uit de doeken wat er in hem omging toen hij op die 24e ontdekte dat hij met een Ross’ te doen had. Zijn verhaal is te lezen op de DBA-site. Ook op de kade Gido Davidse en Rob Sponselee. Deze laatste liep er met de naar binnen gekeerde blik van iemand die veel heeft te verwerken. Een omhelzing als waarop Oost-Europese regeringsleiders elkaar op vliegvelden plegen te onthalen duidde op de ontroering waarin Rhodostethia rosea ons beiden had gebracht. Op waarneming.nl zag ik dat Rob de dagen nadien vaak en veel langs de Binnenhaven te vinden was. Toen ik hem, niet zonder jaloersheid, over zijn bezoekfrequentie mailde, was zijn kerende reactie: ‘Inderdaad! Een gruwelijk mooi schepsel in een geweldig kleed, wat nog eens erg zeldzaam is in West-Europa. Sterker nog, het eerste kleed ooit gezien in Nederland. Tel daarbij op dat dit meeuwtje van ver komt, en dan in dit kleed…! En de manier van vliegen, foerageren en waarnemingsomstandigheden maken dit een happening waar je stil en tegelijkertijd ontzettend blij van wordt. Dus ik ga wanneer ik kan. Zo dichtbij huis!’ Aldus vriend Rob Sponselee, een reactie die alles zegt over de emoties die een Ross’ Meeuw bij vogelaars pleegt los te maken. Dat blijkt ook uit een verhaal dat rondgaat over een groepje landgenoten dat, lang geleden, op Spitsbergen bivakkeerde. Die plachten elkaar op stang te jagen door Ivoormeeuw of Ross’ Meeuw te roepen, bij voorkeur op momenten dat een collega zich om private redenen had afgezonderd. Deze kwam dan met de pantalon nog halverwege de benen aangestormd, hoewel hij eigenlijk wel wist dat zijn kompanen een vals alarm afgaven. Maar voor alle zekerheid kwam hij toch…!

Ross’ Meeuw, Binnenhaven Vlissingen, 30 januari 2018. Foto: Corstiaan Beeke.

Direct na afloop van hun broedseizoen verlaten Ross’ Meeuwen hun broedplaatsen en gaan ze de zee op. In juli 1993 waren wij in de Kolyma-delta in Oost-Siberië te laat voor ze. Dat was toen aardig slikken, zij het dat de IJmuidense Ross’ van een klein jaar eerder, die van november 1992, vermocht het leed wat te verzachten. Echter, toen na terugkeer BirdQuest de bijgewerkte checklist rondzond, stond daar toch een waargenomen Ross’ op. Verbolgen vroegen wij onze tourleider om rekenschap, waarna deze met een verhaal kwam dat hij vanuit de helikopter er eentje gezien had. Hij als enige! Terwijl ieder van ons vanachter zijn helipatrijspoortje boven de helse herrie uitriep wat hij zag. En dat was veel, heel veel. Later opperde een deelnemer het idee dat de man bij terugkeer in het BirdQuest hoofdkwartier bij zijn collega’s er niet voor durfde uitkomen in de Kolyma geen Ross’ te hebben gezien.

Ons vertrek uit de Binnenhaven viel niet mee. Altijd krijg ik kort na het afscheid van een enigmatische vogel een gevoel van spijt te zijn weggegaan. Dat sentiment kwam die zaterdagmiddag al net voorbij Arnemuiden. Wat later langs de A58 probeerde ik mij te verzoenen met de mogelijkheid dat ik nooit meer een volgende Ross’ Meeuw zou zien. Die veronderstelling houdt nog bezig.