Ik ben gestopt met jaarlijsten, behalve in januari. Nou ja, eigenlijk alleen de eerste twee weken van het jaar om mezelf een beetje op gang te trekken in deze gure grijze koude dagen. Zo belandde ik zondag 7 januari 2018 in Oranjezon. Er stond een ijskoude snijdende stormachtige oostenwind, ideaal om in de beschutting van het dennenbos op zoek te gaan naar Goudhaantjes, Vuurgoudhaantjes, Zwarte Mezen, Houtsnippen en wie weet wel een Tjiftjaf of de makkelijkste nieuwe soort voor Walcheren: een Humes Bladkoning. Helaas stond er zoveel wind dat door het geruis in het bos alle vogelgeluiden wegvielen. Na anderhalf uur lopen had ik nog geen jaarsoort binnen. Dat deed me besluiten om via het buitenduin het strand op te lopen in de hoop daar nog iets leuks te scoren. Een uurtje pal tegen oost 6 in ploeteren resulteerde in een paar Drieteenstrandlopers en een Bontbekplevier, beide nieuw voor de jaarlijst. Ik was inmiddels al ver richting Vrouwenpolder en besloot door het westelijk duingebied terug te lopen. Dat ging nog niet zomaar, want de duinen bleken onbereikbaar door een flinke mui die me de weg belemmerde, waardoor ik weer een halve kilometer terug moest over het strand. Vervolgens was het zoeken naar een duinovergang. Op een gegeven moment zag ik uit mijn ooghoek drie vinkachtigen, mogelijk Sneeuwgorzen, invallen direct achter de eerste lage met helm begroeide duintjes. Ik stak voorzichtig het duin in en na een minuutje stootte ik de vogels op. Het bleken Putters te zijn. Tegelijkertijd schoot er op een meter of 15 voor me een ander donker klein zangvogeltje weg en landde onder in een miniduindoorntje. Er gingen geen bellen rinkelen.

Ik richtte mijn kijker op het beestje in de verwachting een Roodborst te zien en stamelde vervolgens hardop ‘Dit meen je niet…’ Helemaal vrij aan de voet van de duindoorn zat een grasmus met warm steenrode onderdelen, donkergrijze bovendelen, een lange omhoog gerichte donkere staart en een rood oog: onmiskenbaar een mannetje Provençaalse Grasmus! Na één of twee seconden schoot het beestje het helm in, mij in totale shock en extase achterlatend. Ik had de tegenwoordigheid van geest om om 10.39u direct een whatsapp de wereld in te sturen met een kaartje met speld en de tekst ‘Provençaalse Grasmus’. Vervolgens probeerde ik de vogel terug te vinden, wat makkelijk lukte, maar alleen door hem op te jagen. In negen minuten tijd stootte ik de vogel drie maal op, steeds op 3-5 voor me uit het helm opvliegend. De vogel vloog in golvende vlucht steeds ongeveer 15 tot 20 meter voor me uit, landde eenmaal uit zicht en twee keer geheel vrij in het zand naast een helmpol, om vervolgens binnen twee seconden weer het helm in te schieten.

Vrij zittend vielen het donkere verenkleed en de schuin omhoog gerichte lange staart direct op, evenals de lichte, bruingele poten en snavelbasis en het rode oog(ringetje). In vlucht vielen de korte afgeronde vleugeltjes en lange staart met smalle maar goed zichtbare witte buitenste staartpenranden op. Omdat ik vreemd genoeg nog geen reactie op mijn eerdere berichtje had gehad, stuurde ik om 10.48u een nieuw appje: ‘Uit beeld, mannetje, prachtig gezien in helm zeereep, geen foto’s nog, hulp welkom’ gevolgd door een berichtje om 10.51u ‘in beeld’. Een minuutje later kreeg ik een appje van mijn vrouw Joan: ‘Verkeerde groepsapp?’ In de stress en zonder leesbril bleek ik de Walhoutjes groepsapp voor de Walcheren groepsapp te hebben aangezien. Een minuutje later werd de waarneming dan toch via de Delta groepsapp echt wereldkundig gemaakt. Intussen realiseerde ik me dat bij een zo lastige soort op een nogal afgelegen plek bewijsplaatjes meer dan welkom zijn. Er volgde een half uurtje met veel stress, gemopper en gefoeter. De vogel werd een keer of acht door me opgestoten, maar liet zich niet in zit fotograferen doordat hij direct wegdook in het helm of – toen hij in een klein duindoorntje landde – middenin de struik ging zitten. Ik heb een paar plaatjes waarop een vage donkere vlek zichtbaar is…

Let op het rode oog!

Met veel moeite schoot ik een tiental vluchtplaatjes. De meesten waren onscherp, maar gelukkig ook enkele min of meer scherp, zij het wel steeds op afstand en met matig licht. Wat op de foto’s zichtbaar is, is echter genoeg om de determinatie als adult mannetje Provençaalse Grasmus te bevestigen. Op één foto is de warm roestrode onderzijde zichtbaar (sluit mijn inziens vrouwtje en juveniel uit) en is ook de witte buik te zien, terwijl me dat in bij de vogel in zit niet was opgevallen. Op de foto’s lijken de bovendelen egaal asgrijs, conform hetgeen ik in het veld waarnam. Het was inmiddels 11.20u en ik wist dat de eerste mensen binnen een klein kwartiertje zouden arriveren. Omdat ik de vogel al vaak had opgejaagd en hij de laatste keer in een iets grotere geïsoleerde duindoorn in het helm landde, besloot ik tien minuten te wachten. Net voor de eerste vogelaars arriveerden probeerde ik de vogel opnieuw te lokaliseren rond betreffende duindoorn, wat tot mijn verrassing niet lukte. Even later zochten we met vier man in linie de directe omgeving af, maar zonder resultaat. Uiteindelijk zochten we een uur lang met twaalf man een traject van ongeveer 400 meter af, maar de vogel bleek onvindbaar. Een Winterkoning zorgde nog heel even voor een spannend moment… Rond 13.00u hield ik het voor gezien. Later bleek de vogel iets na half twee toch nog door één waarnemer (Reinder Genuït) twee keer te zijn opgestoten, net ten west van strandpaviljoen Aloha Beach. Dit is ongeveer 400 meter ten westen van de ontdekplek en 200 meter west van de plaats waar ik hem het laatst zag.

Op maandag en dinsdag is blijkbaar niet naar de vogel gezocht. Op woensdag 10 januari had ik na een regenachtige ochtend vóór werktijd nog net anderhalf uur de tijd om te zoeken. Daarbij liep ik alle ‘oude’ plakken af, zonder resultaat. Op vrijdag 12 januari zat ik beter in mijn tijd en heb ik uren gezocht in de buitenste duinstrook vanaf Oranjezon West ter hoogte van het Doorndal tot aan het uiterste oostelijke deel van Oranjezon. De uitdrukking ‘speld in een hooiberg’ drong zich deze ochtend vaak aan me op. Op 13 januari hebben Corstiaan en Pieter Beeke ook een aantal uur gezocht. Helaas ook tevergeefs. Daarmee ontbreekt tot nu toe elk spoor, hoewel het zeer aannemelijk is dat de vogel nog ergens in het noordelijk duingebied van Walcheren aanwezig is.

Beschrijving

Grootte en bouw: kleine zangvogel, formaat Winterkoning met opvallend lange staart, in zit schuin omhoog gehouden, in vlucht wapperend en gespreid bij landen, waarbij staart steeds uiteen viel in drie helften, dus geen mooie gespreide waaier (zie foto). Opvallend korte afgeronde vleugels, zowel in vlucht als in zit direct in het oog springend.

Bovendelen: geheel donker asgrijs zonder waargenomen bruintinten. Door korte waarnemingstijden echter niet 100% uitgesloten dat vogel toch bruintinten heeft.

Vleugels: kort, afgerond, geheel grijs tot grijsbruin. Tertials met opvallende lichte randen, niet in veld waargenomen, maar zichtbaar op foto.

Kop: wang, kruin, teugel, voorhoofd egaal asgrijs zonder wenkbrauwstreep, keel vlekkerig roodbruin met lichte schubjes.

Onderdelen: geheel, egaal ogend warm roodbruin. Witte buik in zit niet opvallend (niet gezien), maar op één vluchtfoto goed zichtbaar, helder wit, scherp begrensd. Onderstaartdekveren niet bewust waargenomen, op foto vlekkerig roestbruin ogend.

Gedrag: zeer skulkend, alleen bij opstoten langere tijd zichtbaar in zwakke, golvende vlucht met wapperende staart. Bij landen steeds maximaal twee seconden vrij zittend op zand (daarna verdwijnend in helmgras) of in kleine duindoornstruikjes (halverwege of aan voet invallend, daarna naar beneden duikend).

Staart: donker asgrijs, in zit bijna zwart ogend, met in vlucht smalle, maar goed zichtbare witte buitenste randen van buitenste staartpennen en witte toppen aan staartpennen.

Naakte delen: oog donker/ rood met vooral opvallend rood oogringetje, snavel licht bruingeel met zwarte punt, poten bruingeel.

Roep: niet gehoord.

Deze waarneming betreft de 12e Provençaalse Grasmus voor Nederland en de 4e voor Zeeland. Ook alle andere Zeeuwse gevallen waren op Walcheren, alle drie op het beroemde opslagterrein Erika bij Westkapelle: van 26 november t/m 3 december 1995 (ontdekt door Pim Wolf), op 30 november en 19 december (ontdekt door Rob Sponselee, vervolgwaarneming door Tobi Koppejan, het enige geval zonder bewijsplaatjes) en van 2 t/m 7 november 2013 (ontdekt door Pieter Beeke). Met een derde van alle Nederlandse gevallen in Zeeland kan de Provençaalse Grasmus met recht een ‘provinciaaltje’ genoemd worden. Uiterste waarnemingsdata in Nederland zijn 12 oktober en 22 april. Er zijn twee eerdere wintergevallen, namelijk van 3 t/m 7 januari 1997 te Westvoorne, Zuid-Holland en van 29 december 2004 t/m 12 februari 2005 te Westerveld, Drenthe.