Broedvogelonderzoek van Grasmus, Braamsluiper, Tuinfluiter, Spotvogel, Bosrietzanger, Koekoek en Zomertortel op Walcheren in 2014

Inleiding

In 2004 en 2009 (Spotvogel) en 2005 (grasmusachtigen, Bosrietzanger, Koekoek en Zomertortel) werden bovengenoemde soorten al eens geinventariseerd op Walcheren (Leeftink en Walhout 2006). Na tien jaar tijd achten we de tijd rijp voor een vergelijkend onderzoek.

Methodiek

Vanaf medio april tot in juli hebben de auteurs van dit artikel in totaal 150-200 uur (fietsend of wandelend) in het veld waarnemingen van genoemde soorten verzameld. Zingende mannetjes of zichtwaarnemingen van territoriale vogels, oudervogels met voedsel en jonge vogels werden op schrift/kaart vastgelegd (Karel) of via ObsMapp ter plaatse ingevoerd op www.waarneming.nl (Jaco). Naast deze waarnemingen is ook dankbaar gebruik gemaakt van door anderen ingevoerde territoria en/of zingende vogels op www.waarneming.nl. Bij de beoordeling van de gegevens is uitgegaan van de systematiek zoals deze is ontwikkeld door SOVON en vastgelegd in de Handleiding Broedvogel Monitoring Project.

SOORT DATUMGRENZEN FUSIEAFSTAND
Koekoek 10 mei – 25 juni 1000 meter
Zomertortel 1 mei – 20 juli 300 meter
Spotvogel 15 mei – 15 juli 200 meter
Bosrietzanger 10 mei – 20 juni 100 meter
Braamsluiper 1 mei – 30 juni 300 meter
Grasmus 1 mei – 10 juli 200 meter
Tuinfluiter 1 mei – 20 juli 200 meter

Noot: Fusieafstand in meters: geeft aan over welke afstand twee niet-uitsluitende waarnemingen tot één territorium worden gerekend.

Gerard Troost heeft de waarnemingen voor ons geclusterd en kaartmateriaal geleverd waarvoor veel dank.

Inventarisatiegebied

Het gehele eiland Walcheren is onderzocht waarbij we ons specifiek hebben gericht op dorpen, steden en het landelijk gebied. De meeste natuur- en duingebieden zijn echter ook enkele malen onderzocht, zij het globaal. Het duingebied van Klein-Valkenisse is gebiedsdekkend onderzocht door Arjen van Gilst, die alle waarnemingen voor ons heeft ingevoerd op waarneming.nl, waarvoor we hem zeer erkentelijk zijn.

Koekoek

Aantallen en veranderingen

Nederland

In de jaren zeventig werd de stand op 18.000 paar geschat . Anno 2000 werd uitgegaan van 6000-8000 eileggende vrouwtjes. Sindsdien fluctueert de stand licht, maar kan gesproken worden van een stabiele broedpopulatie.

Zeeland

De populatie in Zeeland werd in de jaren zeventig op 1000-2000 territoria geschat. Begin jaren ’90 van de vorige eeuw werd de stand op 1250-1500 geraamd, waarbij melding wordt gemaakt van een plaatselijke lichte achteruitgang.

Walcheren

De stand op Walcheren werd voor de jaren ’80 en ‘90 op een stabiele 75-100 paar geraamd. In 2005 werden op Walcheren 28-35 territoria vastgesteld (exclusief noordelijk duingebied) en werd het aantal roepende mannetjes op maximaal 40-45 geschat (0,19-0,21 territoria/km).

Resultaten 2014

Automatische territoriumclustering van alle op www.waarneming.nl ingevoerde gevallen binnen de datumgrenzen levert een aantal van 57 territoria op. Op dit aantal valt het nodige af te dingen (Koekoeken kunnen zich over grote afstand verplaatsen, dubbeltellingen zijn dus zeker niet uitgesloten), maar het is evident dat de soort ten opzichte van 2005 niet is afgenomen. Er zullen geen territoria zijn gemist van deze opvallende vogel. Het aantal van 57 territoria wordt gezien als de absolute bovengrens van het aantal territoria op Walcheren. De Koekoek komt verspreid over vrijwel geheel Walcheren voor en ontbreekt alleen op het ‘Platte van Walcheren’, grofweg tussen Middelburg-Serooskerke-Aagtekerke-Zoutelande-Koudekerke. In de jaren ‘80 was de soort hier nog wel aanwezig, zij het in lage dichtheden (maximaal 0,5 territoria/km²). Ten opzichte van 2005 valt op dat de soort weer goed vertegenwoordigd is in de kuststrook tussen Vlissingen en Westkapelle (2005 2 terr, 2014 10 terr). Verder komt de soort vooral voor in het noordelijk duingebied, in kreekgebieden en op buitenplaatsen.

Samenvatting

Over de aantalsontwikkeling van de Koekoek op Walcheren is weinig zinnigs te zeggen. Wel is duidelijk dat de soort ten opzichte van de laatste decennia van de vorige eeuw is afgenomen. Voor de hand liggende oorzaken zijn afname van geschikte broedgebieden en achteruitgang van sommige waardvogels (Graspieper, Gele Kwikstaart). Mogelijk spelen ook andere factoren (afname van bepaalde vlindersoorten en dus minder voedsel in de vorm van rupsen) en problemen in de overwinteringgebieden een rol.

Koekoek 2005 – 28-35 territoria

koekoek-2005

Koekoek 2014 – 57 territoria

koekoek-2014

Zomertortel

Aantallen en veranderingen

Nederland

In Nederland was de Zomertortel in 2004 een nog vrij algemene broedvogel met 10.000-12.000 paar. De laatste 50 jaar is de soort echter sterk in aantal achteruitgegaan. Deze achteruitgang wordt onder meer toegeschreven aan veranderingen in de overwinteringsgebieden (droogte, kap van bossen, jachtdruk) en landbouwkundige ontwikkelingen in de broedgebieden, waardoor het voedselaanbod sterk is afgenomen. Recente aantalsschattingen zijn niet bekend, maar op basis van gepubliceerde indexen is de populatie sinds 2004 met 30-50% afgenomen.

Zeeland

In de jaren negentig werd de Zeeuwse broedvogelpopulatie op 2250-2750 paar geschat. Recente getallen zijn niet bekend.

Walcheren

Eind jaren zestig was de Zomertortel een algemene broedvogel, die in de loop van de volgende jaren zelfs nog wat toenam door het geschikter worden van bomen en struiken als broedbiotoop. Begin jaren tachtig werd de stand op 200-250 paar geschat, een aantal dat later tot 175-220 paar naar beneden toe werd bijgesteld. In 2005 werden 83 territoria gevonden en werd de populatie (mogelijk te optimistisch) op 115-130 paar geraamd.

Resultaten 2014

In 2014 werden 80 territoria gevonden, tegen 83 in 2005. Daarmee lijkt de populatie gestabiliseerd, maar niets is minder waar. In tegenstelling tot in 2005 zijn in 2014 vrijwel alle territoria in kaart gebracht. De populatie op Walcheren zal in 2014 niet hoger zijn geweest dan 80-85 paar, ruim 25% minder dan in 2005 (115-130 paar).

Als je de kaartjes van 2005 en 2014 vergelijkt valt op dat de soort in 2014 niet meer voorkomt ten zuidoosten van het kanaal door walcheren (in 2005 nog 15 territoria). Langs de zuidwestkust nam het aantal territoria flink af (van 34 naar 21), maar dit werd enigszins gecompenseerd door een toename rond Westkapelle (9 paar). Over de ontwikkeling in het noordelijk duingebied (Oranjezon) valt niet zoveel te zeggen omdat dit gebied in 2005 niet volledig is onderzocht. Vooralsnog lijkt de soort zich hier te handhaven (echter: in 1983 broeden hier nog 45 paar!). Opvallend is dat de soort het goed doet en mogelijk zelfs is toegenomen op het Platte van Walcheren, grofweg tussen Oostkapelle, Grijpskerke en Serooskerke. De soort is hier te vinden in windsingels van wegen en bij boerderijen en campings.

Samenvatting

De achteruitgang van de Zomertortel op Walcheren, die zich al enige tientallen jaren voordoet, heeft zich het laatste decennium voortgezet; de populatie nam met 25% af en het leefgebied is sterk ingekrompen en beperkt zich hoofdzakelijk tot de kustgebieden, de wijde omgeving van Westkapelle en de driehoek Oostkapelle-Serooskerke-Grijpskerke.

Zomertortel 2005 – 83 territoria

zomertortel-2005

Zomertortel 2014 – 80 territoria

zomertortel-2014

Bosrietzanger

Aantallen en veranderingen

Nederland

In Nederland broedden aan het begin van deze eeuw 70.000-110.000 paar. Zeeuws-Vlaanderen, de Biesbosch en het Grote Rivierengebied, ‘de polders’ en de kop van Overijssel herbergden de grootste aantallen. De soort is de tweede helft van de vorige eeuw sterk in aantal toegenomen als gevolg van natuurontwikkelingsprojecten, natuurlijker waterbeheer en een mogelijke veranderde biotoopkeuze. Sinds 1990 zijn de aantallen landelijk gezien stabiel.

Zeeland

In Zeeland is de soort tegenwoordig een vrij algemene broedvogel; de populatie werd begin jaren negentig op 2400-2800 paar geschat. Een groot deel ervan broedt overigens in Zeeuws-Vlaanderen, waar hier en daar dichtheden van 0,8-0,9 paar/km² voorkomen.

Walcheren

Voor de Tweede Wereldoorlog was de soort een vrij algemene broedvogel. Eind jaren zestig werd de populatie op slechts 6-20 territoria geschat. Sindsdien nam de soort duidelijk toe. Midden jaren negentig broedden 75-125 paar op het eiland. In 2005 werden 91 territoria op Walcheren vastgesteld en werd de totale populatie op 100-120 paar geschat, wat neerkomt op 0,47-0,57 paar/km (Leeftink&Walhout2006).

Resultaten 2014

Clustering van de op www.waarneming.nl ingevoerde zingende vogels resulteerde in een totaal van maar liefst 161 territoria. De populatie wordt voor 2014 op 170 paar geschat, een toename van ruim 50% in tien jaar tijd! Op sommige plaatsen zoals langs het spoor bij Arnemuiden, in en om de kreken van Veere, Rammekens en Westkapelle, langs het Zilveren Schor en op diverse lokaties in de kuststrook handhaaft de soort zich al vele tientallen jaren. In 2005 werden opvallend veel territoria (12) gevonden in de jonge bosaanplant bij Biggekerke, in 2014 werden hier – geheel volgens verwachting – nog maar enkele (drie) zingende vogels opgemerkt. Ook opvallend is het totaal ontbreken van de soort in de driehoek Aagtekerke-Domburg-Oostkapelle (2005 nog 9 territoria). Op andere plaatsen nam de soort juist sterk toe, niet toevallig op plaatsen waar de laatste 10 jaar opvallende veranderingen in het landschap plaatsvonden zoals tussen Westkapelle en Domburg (ontwikkeling Noordervroon), rond het Zandvoortweggebied en tussen Dishoek en Vlissingen (gebiedsherinrichting na duin- en dijkversterking). Ook opmerkelijk is de sterke toename in en om Rammekens.

Samenvatting

De Bosrietzanger is de afgelopen vijftig jaar opvallend toegenomen op Walcheren. Tussen 1990 en 2005 was de stand stabiel op 100-120 paar. In 2005 voorzagen we al dat de soort de komende jaren in eerste instantie nog van de geplande natuurontwikkeling zou gaan profiteren. Dit blijkt het geval;

tegen de landelijke trend in zijn de aantallen het afgelopen decennium opnieuw fors toegenomen. Hoewel het aantal territoria de afgelopen decennia mogelijk iets is onderschat lijkt de toename reëel en verklaarbaar vanuit de aanleg van nieuwe natuur en de aanplant van jong bos op diverse plaatsen op Walcheren.

Bosrietzanger 2005 – 91 territoria

bosrietzanger-2005

Bosrietzanger 2014 – 161 territoria

bosrietzanger-2014

Braamsluiper

Aantallen en veranderingen

Nederland

Landelijk is de laatste decennia sprake van een stabiele populatie van naar schatting 13.000-20.000 paar. De soort is toegenomen in Laag-Nederland, vooral in cultuurlandschap en in de duinen. Op hogere zandgronden is echter sprake van een achteruitgang.

Zeeland

In Zeeland broedden medio jaren zeventig ca. 500 paren. Sindsdien is de populatie toegenomen tot 650-950 paar begin jaren negentig.

Walcheren

De Braamsluiper is al vele tientallen jaren een vrij talrijke broedvogel op Walcheren. In de jaren tachtig en negentig werd de populatie op een stabiele 85-100 paar geschat. In 2005 werden maar liefst 85-87 territoria vastgesteld in de geïnventariseerde gebieden (exclusief Oranjezon) en werd de totale eilandpopulatie op 125-135 paar (0,59-0,64 paar/km²) geschat (Leeftink&Walhout2006).

Resultaten 2014

Er werden 112 territoria vastgesteld, waarbij moet worden opgemerkt dat de inventarisatie vollediger is dan in 2005. Met name in Oranjezon zullen territoria zijn gemist, maar ongetwijfeld ook daarbuiten (de zangfrequentie van de soort is laag). De populatie wordt nog altijd op 125-135 paar geschat. De duinen vormen het belangrijkste broedgebied voor de soort. Daarnaast is de soort te vinden in halfopen kreeklandschap. Wat opvalt is dat de soort in stedelijk gebied (groenstroken, langs spoorlijnen, in rommelige overhoekjes met voldoende struweel en op industrieterreinen) min of meer is verdwenen, terwijl hier in 2005 juist veel territoria werden gevonden, bijvoorbeeld aan de noordrand van Vlissingen. Langs B-wegen is sprake van een lichte toename. De soort is hier vooral te vinden op plaatsen met halfhoog struikgewas zoals meidoorns. Opvallend is de toename in de B-wegen rond Oostkapelle-Grijpskerke-Aagtekerke, tussen Westkapelle en Domburg en ten zuiden van Veere.

Samenvatting

De populatie van de Braamsluiper heeft zich het laaste decennium gestabiliseerd op 125-135 paar. Er is sprake van lokale verschuivingen met een toename in windsingels langs wegen en boerderijen en een afname in en rond stedelijk gebied.

Braamsluiper 2005 – 85-87 territoria

braamsluiper-2005

Braamsluiper 2014 – 112 territoria

braamsluiper-2014

Grasmus

Aantallen en veranderingen

Nederland

De Grasmus is in grote delen van Nederland broedvogel, zij het dat dichtheden sterk variëren. In de Randstad en Noord-Nederland zijn die vrij laag, in Oost- en Zuid-Nederland komt de soort in plaatselijk hoge dichtheden voor. De soort heeft zich grotendeels hersteld van de achteruitgang als gevolg van extreme droogten in de overwinteringsgebieden (Sahel) in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. De populatie werd aan het begin van deze eeuw op ca 140.000 paar geschat, maar nam daarna toe tot c. 250.000 paar rond 2010.

Zeeland

In Zeeland is de Grasmus al sinds mensenheugenis een gewone broedvogel. Door oorlogsinundaties en de watersnoodramp en daarop volgende landbouwkundige veranderingen nam de soort in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw echter sterk af.

Daarna werd weer een toename waargenomen. Begin jaren negentig werd de populatie op 3500-4000 broedpaar geschat. Op De Kop van Schouwen en in de duingebieden van Noord-Walcheren werden de hoogste dichtheden vastgesteld.

Walcheren

In de jaren zestig had de soort het predikaat talrijke broedvogel (81-400 paar). Midden jaren negentig werd de broedpopulatie op 240-320 paar geschat. In 2005 werden 289 territoria gevonden (exclusief o.a. Oranjezon, de Manteling en Valkenisse / Dishoek) en werd de populatie op 350-380 paar (1,66-1,8 paar/km²) geraamd (Leeftink&Walhout2006).

Resultaten 2014

Dit jaar werden binnen de datumgrenzen meer dan 1500 waarnemingen ingevoerd op www.waarneming.nl waaruit niet minder dan 680 territoria gedestileerd werden (bijgevoegde kaart van 2014 noemt een aantal van 716, dit aantal is gecorrigeerd op dubbele waarnemingen). Enkele duingebieden, specifiek Oranjezon, werden onvolledig onderzocht. De gehele populatie wordt op 700-725 paar geschat. Dit is een toename van 85-100% ten opzichte van 2005! Dit lijkt een onwaarschijnlijke toename, maar komt overeen met de landelijke trend, waarin de aantallen na 2000 licht afnamen om vanaf 2005 juist zeer sterk toe te nemen (met een voorlopige piek in 2010).

De Grasmus komt op vrijwel het hele eiland voor, met uitzondering van dorpskernen en steden. De grootste dichtheden bereikt de soort echter in sommige duingebieden en langs B-wegen met een goed ontwikkelde bermbeplanting, zoals bij Westkapelle, Arnemuiden en Veere. De soort ontbreekt alleen daar waar bermbeplanting ontbreekt of slechts weinig ontwikkeld is (zoals ten westen en noorden van Middelburg en in de grote polders ten oosten van de Sloeweg). Ook houtsingels rond (mini)campings en sportvelden vormen een geschikt biotoop. In de duinen vormen met name duindoornhagen een favoriet habitat, maar gezien het feit dat de soort weinig kieskeurig is, komen bij hoge dichtheden ook andere doornige struiken en dichte kruidenvegetaties als broedbiotoop in aanmerking. Voorheen broedde ongeveer de helft van alle Grasmussen in de duinstreek. Juist daar lijkt de soort stabiel of zelfs iets afgenomen (bijv. Klein-Valkenisse), zodat anno 2014 nog slechts 25% van de populatie in de duinstrook broedt. Elders op Walcheren nam de soort eigenlijk overal toe, met opvallende dichtheden tussen Westkapelle en Domburg en rond Biggekerke. De toename in sommige polders, bijvoorbeeld Schellach en Welzinge springt ook in het oog.

Samenvatting

De populatie van de Grasmus op Walcheren is de afgelopen tien jaar verdubbeld. Hoewel er de afgelopen decennia veel geschikt broedbiotoop is bijgekomen zullen vooral gunstige omstandigheden in de overwinteringgebieden debet zijn aan de positieve ontwikkelingen.

Grasmus 2005 – 299-305 territoria

grasmus-2005

Grasmus 2014 – 716 territoria

grasmus-2014

Tuinfluiter

Aantallen en veranderingen

Nederland

In Nederland is de Tuinfluiter een wijd verspreide broedvogel, die ‘vrijwel overal in alle landschappen met enig bos of struweel voorkomt’. De populatie omvatte in 2000 maar liefst 120000-150000 paar en was licht groeiende. Recente aantallen zijn niet bekend, maar uit indexen blijkt een toename tussen 2000-2009 en een afname en inmiddels stabilisatie in de jaren daarna. De populatiegrootte zal anno 2014 niet veel afwijken van die in 2000.

Zeeland

In Zeeland is de Tuinfluiter al lang een gewone broedvogel. De soort nam in de jaren vijftig en zestig in de polders af door het verdwijnen van struweel en loofhout. Daarna nam de soort weer toe door het groener worden van dorpen en steden en het agrarisch gebied. Bovendien ontstond er nieuw broedbiotoop rond kreekresten en recreatieterreinen. De totale broedpopulatie werd midden jaren negentig op 4000-5500 paar geschat.

Walcheren

Eind jaren zestig was de Tuinfluiter een ‘talrijke broedvogel van de duinstreek, maar ook elders in opgaand loofhout’. Midden jaren negentig werd de broedpopulatie op 350-450 paar geschat met een licht stijgende trend. Toch wordt ook gesproken van een plaatselijke achteruitgang, zoals bijvoorbeeld op Ter Hooge, waar de soort in de periode 1980-1989 van 10-12 tot 5-6 paar afgenomen was. In 2005 werden 203 territoria vastgesteld en werd de populatie op 250-275 paar geraamd (Leeftink&Walhout2006).

Resultaten 2014

Er werden 294 territoria vastgesteld, hetgeen dus meer is dan de populatieschatting in 2004. Het gebied werd in 2014 echter ook beter onderzocht, met name het duingebied. Desondanks zal er een aantal territoria gemist zijn. De populatie wordt op 320-350 paar geschat.

De verspreiding in 2004 en 2015 toont weinig verschillen. Klein-Valkenisse werd gebiedsdekkend geinventariseerd (14 territoria tegen 20 in 2010, slechts 2 in 2004 en 13-19 in 1983). Langs het Zilveren Schor herstelde de populatie zich enigszins (2014 12 paar, 2004 7, 1983 29-35 paar). Verder doet de soort het goed in jonge bosaanplant rond de kreken van Westkapelle, in de omgeving van Biggekerke en in de omgeving van Dishoek.

Samenvatting

De Tuinfluiter is het afgelopen decennium met ca. 30% toegenomen van 250-275 paar naar 320-350 paar. De soort profiteert onder andere van jonge bosaanplant op met name het zuidwestelijk deel van Walcheren. In de jaren negentig van de vorige eeuw werd de populatie overigens hoger geraamd (350-450 paar).

Tuinfluiter 2005 – 203 territoria

tuinfluiter-2005

Tuinfluiter 2014 – 294 territoria

tuinfluiter-2015

Spotvogel

Aantallen en veranderingen

Nederland

De Spotvogel is in Nederland een vrij talrijke broedvogel (20.000 broedpaar begin van deze eeuw), waarbij moet worden opgemerkt dat de aantallen sinds de jaren tachtig met 50% zijn afgenomen. Uit recent gepubliceerde indexen blijkt echter dat de populatie zich na decennia van achteruitgang vanaf 2000 heeft gestabiliseerd.

Zeeland

De Spotvogel is in Zeeland altijd een wijd verbreide broedvogel geweest. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de stand op ca. 2500-3000 paar geschat, waarbij aangetekend werd dat de aantallen waarschijnlijk aanzienlijk lager waren dan die van aan het begin van de eeuw.

Weliswaar was door het afsluiten van de zeearmen en het daarmee ontstaan van struweelvegetaties nieuw broedbiotoop ontstaan, maar door de inundaties en watersnoodramp was eerder veel geschikt broedbiotoop verloren gegaan.

Walcheren

Op Walcheren was de soort begin jaren negentig van de vorige eeuw een vrij talrijke broedvogel met ca. 150 paar. In 2004 werden in totaal 132 territoria vastgesteld en werd de broedpopulatie op maximaal 145 paar geschat. In 2009 werd de populatie op basis van het aantal gevonden territoria (108) op slechts 110-120 geschat.

Het grootste gedeelte van de hier broedende Spotvogels werd in hoog opgeschoten struweel en bomen in wegbermen en in erfbeplanting van boerderijen en campings aangetroffen; daarnaast waren tuinen en windsingels belangrijk broedbiotoop.

Resultaten 2014

Tot onze aangename verrassing werden in 2014 niet minder dan 149 territoria gevonden, fors meer dan in 2008 (108) en 2005 (113) en ongeveer evenveel als in 2004 (139). De populatie voor 2014 wordt op 150-155 paar geraamd. Het fors hogere aantal is deels verklaarbaar vanuit toegenomen waarnemersintensiteit en betere registratie van waarnemingen via de website www.waarneming.nl. Er is echter ook zeker sprake van een toename op een aantal plaatsen met grootschalige jonge bosaanplant zoals rond Westkapelle en tussen Biggekerke en Vlissingen. Enige dubbeltellingen zijn hier ook niet geheel uit te sluiten. Ook opvallend is het algemene voorkomen rond Koudekerke en langs de Breeweg tussen Koudkerke en Middelburg. In negatieve zin valt het volledig ontbreken van de soort in het landelijk gebied tussen Middelburg, Veere, Vrouwenpolder en Gapinge op (2009 ca. 10 paar) alsook het schaarse voorkomen op Walcheren ten zuidoosten van het Kanaal door Walcheren (zowel in 2009 als 2014 7 territoria). Met het ouder worden van de recent aangeplante bossen zullen de aantallen in deze gebieden het komend decennium weer afnemen.

Samenvatting

In 2014 werden verrassend veel territoria van de Spotvogel op Walcheren gevonden. De populatie wordt voor dit jaar op 150-155 paar geraamd, ongeveer evenveel als medio jaren negentig en 2004 en aanzienlijk meer dan in 2005 en 2009. De soort floreert met name in gebieden met jonge bosaanplant op het westelijk deel van Walcheren.

Spotvogel 2009 – 108 territoria

spotvogel-2009

Spotvogel 2014 – 149 territoria

spotvogel-2014

Literatuur

Boele A., van Bruggen J., Hustings F., Koffijberg K., Vergeer J.W. & van der Meij T.. 2015. Broedvogels in Nederland 2013. Sovon-rapport 2015/04. Sovon Vogelonderzoek Nederland. Nijmegen.

Leeftink K. 2004. Inventarisatie naar het voorkomen van de Spotvogel (Hippolais icterina) op Walcheren. ’t Zwelmpje 19:3

Leeftink K. & Walhout J. 2006. Broedvogelonderzoekinventarisaties op walcheren in 2005. ’t Zwelmpje 21:1

Leeftink K. & Walhout J. 2010. Broedvogelonderzoek op Walcheren 2008/ 2009. ’t Zwelmpje 25:2

Mostert K. 1989. Broedvogelinventarisatie van Middelburg in 1989. Biogeografisch Informatie Centrum, Arnhem.

Smulders B.J. & Joosse A. 1969. Avifauna van Walcheren. Wetenschappelijke mededelingen KNNV no. 82, Hoogwoud.

SOVON Vogelonderzoek 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.

Vergeer J.W. & van Zuylen G. 1994. Broedvogels van Zeeland. Stichting Uitgeverij Koninklijke Nederlandse natuurhistorische Vereniging, Utrecht.

Walhout J.M. 2007/ 2008/ 2009. Broedvogelinventarisatie Middelburg 2007/2008/2009. Gemeente Middelburg.

Walhout J.M. & Twisk F. 1998. Vogels van Walcheren, Stichting Avifauna van Walcheren, Meulenberg, Middelburg.

Van Zuylen G.J.C. & Vergeer J.W. 1991. Broedvogelonderzoek Zeeland deelgebied Walcheren. PPD voor Zeeland, Middelburg.

Karel Leeftink & Jaco Walhout